In het kader van de lopende tentoonstelling over onze administratie tijdens de Eerste Wereldoorlog, hebben we een relevant archiefstuk opgediept als object in de kijker. Het gaat om een brief dd. 26 oktober 1916 waarin een verplaatsing wordt aangevraagd voor Disideer Aloïs Hernaert, tolbeambte te Antwerpen, die op 3 november 1916 zou moeten gaan werken in een suikerfabriek in Berendrecht.
Opvallend is de stempel “Gesehen” en de bijhorende handtekening van een Duitse Zollkommissar in de marge. Een bewijs dat zelfs gewone dienstverplaatsingen al aan de goedkeuring door de bezettingsmacht waren onderworpen.
Met één van hun vele verordeningen hadden de Duitsers in 1914-18 het verkeer in het bezette deel van België immers strikt aan banden gelegd en men moest onder andere voor verplaatsingen van de ene gemeente naar de andere, het vervoer van bepaalde goederen of het gebruik van fiets of kar de nodige toelatingen aanvragen.
Ook onze ambtenaren vielen onder deze maatregelen, maar ze hadden toch relatief meer bewegingsruimte dan de gewone burgers. Er zijn trouwens collega’s die deze vrijgeleiden hebben gebruikt om te spioneren voor de geallieerde zaak of om militaire inlichtingen de grens over te smokkelen.