De puntenkaart is een stafkaart van één van de Belgische grensgemeentes, waarop de brigadier van de plaatselijke veldbrigade controleposten aanduidde met nummers. Deze posten moesten de douaniers van de velddienst – vaak de aangestelden of de laagsten in rang – zeker aandoen tijdens hun controleronde op het smokkelen.
In een boek stond bovendien duidelijk beschreven hoe de controlepunten eruit zagen (bv aan de kruising bij dat kappelletje). De aangestelde douaniers tekenden vaak de route over op patroonpapier, zeker als ze de weg nog niet goed kenden. Twee aangestelde douaniers moesten zich dus zeker aanmelden op de door de brigadier aangeduide plaats op de stafkaart. Van daaruit moesten ze dan te voet, later met de fiets, een route volgen tot aan de volgende controlepost van de velddienst. Hier kregen ze dan een twintig minuten pauze.
De route werd vastgelegd door de brigadier zodat hij kon berekenen wanneer ze op die plaats zouden aankomen. Het was echter de luitenant die de controle uitoefende op het werk van zijn personeel. Wanneer ze niet of te laat op deze controlepost aankwamen, kregen zij een terechtwijzing (blad 491).
Onze collega’s werkten toen 4 uur aan één stuk en hadden dan 4 uur pauze en dat zowel tijdens de dag als de nacht. De douaniers die velddienst deden, namen een plooibare stoel (chaise de nuit) mee en in de winter een schapenvel om te rusten. Ze mochten zeker niet slapen! In de oude dienststaten van collega’s uit de veldbrigade hebben we veel doktersbriefjes gevonden waarop klachten van reumatische aandoeningen stonden omschreven ten gevolge van de barre weersomstandigheden.
De douaniers werden ook verplicht om op maximum 10 kilometer van hun standplaats te wonen wat wilde zeggen dat ze binnen de tolkring maar ook tussen de smokkelaars woonden aan de grens. De douaniers mochten hun dienst echter niet verraden! Dit was ook de reden dat de diensturen en de opgelegde route zo lang mogelijk geheim bleven, zodat de smokkelaars niet konden ingelicht worden waar en wanneer er velddienst zou gelopen worden.
Het gebeurde wel dat kinderen die rondfietsten, thuis gingen verraden waar de commiezen zich bevonden, eenmaal dat ze op pad waren. Zo wisten de ouders – vaak zelf smokkelaars – genoeg. De kinderen durfden de douaniers ook het verkeerde pad opsturen. Zo kwamen ze zogezegd vertellen waarheen een man met een lading smokkelgoed was gelopen, maar de smokkelaar was uiteraard net de andere kant op gelopen. Ook dat vonden ze thuis niet erg, het werd hen zelfs vaak door hun ouders ingepeperd…
De puntenkaart werd overal in de grensstreken van België gebruikt en dat vanaf 1830 tot begin jaren ’60 van vorige eeuw. Zo was er de botersmokkel aan de grens met Nederland (1930 – 1960). De tabaksmokkel aan de grens met Frankrijk in het begin van de 20e eeuw en de koffiesmokkel aan de grens met Duitsland in de jaren 1940 – 1950.