Dit beschilderde beeldje is van ongebakken klei en komt uit de streek van Essen. Het is 13,5 cm hoog en 11 cm breed en stelt een smokkelaar voor met een zware zak op de rug.
Mascotte voor de bende
Het beeldje werd indertijd door de smokkelbende op de tafel geplaatst tijdens vergaderingen. De leden geloofden dat het bescherming bood tijdens hun niet ongevaarlijke smokkeltochten. Dit gebruik hield waarschijnlijk zowat de hele eerste helft van de twintigste eeuw stand.
Bovendien wordt verteld dat de echtgenote van een bendelid het beeldje op de kast of op de schouwmantel plaatste, zodra haar man werd opgepakt. Dit was een symbolisch teken voor de bende dat de vrouw hulp kon gebruiken. In de streek van Hoogstraten hadden de bendes zelfs een soort solidariteitskas. Elke maand stak elk lid een vooraf bepaald bedrag in die kas. Zo kon de bende families van gesnapte smokkelaars financieel ondersteunen.
Modus Operandi
De smokkelbendes waren enorm goed georganiseerd. Ze bestonden uit een 25 à 30 personen. De leider was liefst een wielrenner of een ex-wielrenner.
Men werkte vaak met een voorloper die een neplading bij zich droeg. De bende hoopte dat de douaniers zich in de maling zouden laten nemen en hun energie aan hem zouden verspillen door hem te pakken. Ondertussen lieten ze dan de anderen met de echte buit ongemoeid. Er zijn echter genoeg verhalen gekend dat onze collega’s niet zo vlug om de tuin te leiden waren…
Men vertrok steeds met zijn tweeën. Een paar honderd meter verderop kwamen en dan nog eens twee bij enz… Smokkelaars imiteerden ook vaak het blaffen van een hond of het goekoeh van de uil om elkaar te signaleren wanneer de kust veilig was. Men smokkelde vooral tijdens de donkere wintermaanden, langs bospaden en veldwegeltjes. Zakken met veertig, tot vijftig kilo smokkelwaar meedragen, was heel gewoon. De goederen werden voornamelijk geruild.
Dorpsmensen hielpen...
In het grensdorp waren de smokkelaars gekend en de dorpsmensen hielpen ze meestal wel een handje. Zo is er het verhaal van de waardin van het grenscafé. Hier vergaderde de smokkelbende, maar ook de douaniers kwamen hier regelmatig een pintje drinken. Niet direct een goede combinatie. De vrouw maakte er echter geen punt van en steunde de smokkelaars. Ze verwittigde de smokkelaars door het licht te laten branden in één van de kamers boven als er collega’s van ons in haar herberg zaten.
Lode Jordaens , voormalig conservator van het Karrenmuseum te Essen, heeft ooit eens gezegd: “Elke grensbewoner (lees Essenaar) heeft ooit gesmokkeld anders is het gene echte”. In deze uitspraak schuilt misschien wel wat waarheid.